Het is gelukkig een zeldzaamheid, maar ook windturbines kunnen zodanig kapotgaan, dat ze een risico vormen voor de veiligheid van de omgeving. Je kunt je er iets bij voorstellen: het afbreken van een (deel van een) rotorblad, het omvallen van de toren of het naar beneden vallen van de gondel. Hoewel ongelukken bijna nooit voorkomen wordt er vóór het plaatsen van een turbine onderzoek gedaan naar de risico’s. Het analyseren, berekenen en evalueren van deze risico’s valt onder de noemer van het onderwerp externe veiligheid.
Bij de totstandkoming van een windpark – tijdens het milieuonderzoek naar windturbines – wordt er uitgebreid onderzoek gedaan naar externe veiligheid. De ministeries, het RIVM en andere belanghebbenden hebben gezamenlijk afgesproken dat dergelijke analyses worden uitgevoerd met behulp van de rekenregels zoals opgenomen in de “Handleiding risicobeoordeling windturbines.” De Handleiding is ook opgenomen in het algemene rekenpakket voor alle externe veiligheidsonderwerpen, zoals Module IV van Omgevingsveiligheid van het RIVM. Minder rekenkundig en een meer algemene beschouwing van externe veiligheid, is te vinden in de “Handreiking risicozonering windturbines” van het RIVM. De Handreiking biedt een overzicht van wet- en regelgeving en beleid over de risico’s van windturbines voor de omgeving.
In een korte reeks van berichten zoals deze zullen wij enkele relevante onderwerpen die te maken hebben met de externe veiligheid van windparken en windturbines gaan bespreken. Hierbij worden meerdere onderwerpen aangekaart, zoals de nieuwe IEC-werkgroep voor totstandkoming van internationale rekenregels, een nadere beschouwing van faalscenario’s en de definities van “kwetsbaarheid”.
In dit eerste bericht willen we het graag hebben over de actualiteit: het Nevele arrest en de uitspraak van de Raad van State over het Windpark Delfzijl Zuid Uitbreiding. In deze recente uitspraak staat dat de windturbineregels in het Activiteitenbesluit niet langer van toepassing zijn als afwegingskader voor bevoegde gezagen. Deze ‘windturbinebepalingen’ dienen nu per project te worden vastgelegd tot aan het moment dat de Rijksoverheid een planmilieueffectrapportage heeft verricht over de windturbineregels in het Activiteitenbesluit. Dit betekent dat elk bevoegd gezag in de tussentijd zelfgekozen normen kan hanteren voor de beoordeling van windturbineparken. Ook voor het onderwerp Externe Veiligheid betekent dit dat per project de wijze van normeren en de hoogte van de normen dienen te worden afgewogen en te worden vastgesteld. Waar het voorheen voldoende was om te toetsen aan vaste normen dient de situatie nu gedetailleerd in kaart te worden gebracht. Vervolgens kunnen, na het vaststellen van de risico’s op de precieze locatie, en het afwegen van de belangen, normen worden vastgesteld.

Om het bevoegd gezag van voldoende locatie specifieke en gedetailleerde informatie te kunnen voorzien heeft Pondera een rekenmodel ontwikkeld. Dit model kan gedetailleerd inzicht kan verlenen in de externe veiligheidsrisico’s van windturbines in een plangebied. Hierbij wordt niet langer enkel getoetst aan de ligging van de PR-contouren maar wordt op basis van de verwachtte aanwezigheid van personen in de omgeving van het project ook ingegaan op de optredende risico’s voor groepen personen. Dit rekenmodel is toepasbaar op zowel kleine als grote schaal en geeft inzicht in de specifiek optredende risico’s voor personen, gebouwen en infrastructuur. Door de detail informatie ook op kaart weer te geven kan het windproject beter ingepast worden in de omgeving. Ook de effecten van mitigerende maatregelen kunnen inzichtelijk worden gemaakt. Het model kan ook omgaan met een variatie aan uitgangspunten waarmee we snel en direct inzicht kunnen verlenen in de effecten van andere windturbinetypes, andere posities of andere wijzigingen. Met behulp van deze nieuwe technieken kan het bevoegd gezag een bewuste en meer inzichtelijke afweging maken van de afweging van de belangen in een projectgebied.
