Geothermie wordt door velen als dé ‘nieuwe’ bron voor duurzame energie beschouwd. Sinds de eerste putten in 2007 is de techniek als bron voor duurzame energie meer volwassen geworden. Ook wordt deze bron vanwege de beperkte (visuele) effecten als zeer goed inpasbaar gezien. Pondera ziet dan ook een grote rol voor deze bron weggelegd in de energietransitie, waardoor binnen korte tijd meerdere ontwikkelingen tegelijkertijd zullen lopen. Pondera beschikt over de expertise om dergelijke projecten verder te brengen en tot realisatie te krijgen.
In deze blog wordt dieper ingegaan op de technische mogelijkheden van geothermie, oftewel het aanbod. De vraag en bediening daarvan zal onderwerp zijn van een tweede blog, om vervolgens in een afrondend blog het huidige toekomstbeeld van de sector te beschouwen.
Potentie van geothermie
In 2050 zijn 3,1 miljoen huishoudens aangesloten op een door aardwarmte gevoed warmtenet. Aldus de geothermie-sector zelf. In het klimaatakkoord wordt hierop ingespeeld door aardwarmte een grote rol te geven in het voeden van de nog aan te leggen warmtenetten. Deze netten voorzien in 2030 voor 40 PJ aan duurzame warmte. Voor het realiseren van deze opgave voorziet Energiebeheer Nederland B.V. (EBN) vanaf 2025 jaarlijks tien nieuwe geothermieprojecten.
Het potentieel van aardwarmte wordt dus erkend, maar wat is er nodig om dit potentieel zo optimaal mogelijk te benutten?
Vraag en aanbod
Het eerste aandachtspunt is voor de hand liggend: vraag en aanbod moeten op elkaar worden afgestemd. Voor de warmtevraag betekent dit dat de warmtebron dichtbij een gecentreerde warmtevraag moet liggen. Het voor velen bekende kaartbeeld van TNO geeft hier een goed overzicht van. Dit kaartbeeld koppelt de nu bekende ondergrondse ‘hotspots’ voornamelijk aan steden en bedrijven met een passende warmtevraag. In opdracht van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) wordt op dit moment onderzoek uitgevoerd om onbekende delen van de ondergrond beter in kaart te brengen, wat eventueel kan leiden tot een aanvulling op het kaartbeeld in de eerste onderzoekslijn tussen Haarlem en Nijmegen[1].
Als er een ‘match’ tussen boven- en ondergrond is, wordt een exploratievergunning aangevraagd zodat een proefboring verricht mag worden. Maar wanneer is er sprake van een ‘match’? De meest bekende voorbeelden aan de vraagzijde zijn de tuinders in het Westland, of (grootschalige) nieuwbouwwijken. Tuinders kennen een grote en redelijk constante warmtevraag, waardoor een geothermiebron hier uitstekend voor geschikt is. De warmtevraag in een nieuwbouwwijk is nogal variabel in zowel dagdeel als seizoen, hierdoor is de toepassing van alléén een geothermiebron al minder geschikt en zijn aanvullende technieken gewenst zoals de restwarmte en warmte-koude-opslag (WKO). Dit compliceert de afstemming van vraag en aanbod, en daarmee de ontwikkeling van de geothermiebron.
Veiligheid
In het verkennende stadium van ontwikkeling is het moment waarover veel onduidelijkheid bestaat. In de kamerbrief[2] over aardwarmte van Minister Wiebes wordt aangegeven dat de sector relatief jong en onervaren is, waardoor nieuwe wet- en regelgeving en scherp toezicht nodig is om een veilige gang van zaken te garanderen. Met de gevolgen van de gaswinning in Groningen in het achterhoofd, wil de Minister vergelijkbare situaties voorkomen. De ontwikkelingen omtrent de geothermiebron in Horst aan de Maas[3] (nabij Venlo) geven invulling aan deze ‘better-safe-than-sorry’-aanpak. Vooralsnog is de nieuwe wetgeving voorzien in januari 2020. De insteek van de Minister is om operators van een geothermiebron eerst een zoekgebied aan te laten vragen, waarbinnen nader (geologisch) onderzoek plaatsvindt. Vervolgens wordt een startvergunning aangevraagd op basis waarvan de eerste warmtewinning kan plaatsvinden, om daarna een vervolgvergunning aan te vragen voor de volledig operationele fase van de geothermiebron.
Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) gaf aan dat de milieu- en veiligheidsrisico’s onvoldoende worden onderkend, wet- en regelgeving niet goed genoeg nageleefd wordt en er sprake is van een zwak ontwikkelde veiligheidscultuur. De sector is nog onervaren, beperkt in omvang en deelt kennis onvoldoende[4]. Het is dus van uiterst belang om de beschikbare kennis uit de gas- en olieindustrie optimaal te benutten in zowel de planontwikkeling als de engineering en exploitatie van een geothermiebron.